Exodus 12

1De Heere nu had tot Mozes en tot Aäron in Egypteland gesproken, zeggende:
 had tot Mozes en tot Aäron in Egypteland gesproken, Te weten, eer Mozes van de tegenwoordigheid van Faraö gescheiden was, Exo 11:4; hetzij dat het geschied is vóór de driedaagse duisternis, Exo 10:21, of daarna, Exo 11:1.
2Deze zelfde maand zal ulieden het hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars zijn.
 Deze zelfde maand Bij de Hebreën genoemd Abib, Exo 13:4; anders genaamd Nisan; Neh 2:1; Est 3:7.
,
 het hoofd der maanden zijn; Dat is, het begin; alzo staat er Eze 40:1, het hoofd des jaars; dat is, het begin des jaars.
,
 de eerste van de maanden des jaars zijn Dat is te verstaan van kerkelijke zaken, maar in politieke zaken begon het jaar met de zevende maand. Zie Exo 34:22, en Lev 25:9.
3Spreekt tot de ganse vergadering van Israël, zeggende: Aan den tienden dezer maand neme een iegelijk een lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor een huis.
 een lam, Hetzij een schaapslam, of een geitenlam, vs.5. Dit lam was een figuur of voorbeeld, wijzende op Christus, het ware Lam Gods; Joh 1:29, en 1Co 5:7.
,
 naar de huizen der vaderen, Dat is, naar de huisgezinnen, die naar de vaders genoemd werden.
4Maar indien een huis te klein is voor een lam, zo neme hij het en zijn nabuur, de naaste aan zijn huis, naar het getal der zielen, een iegelijk naar dat hij eten kan; gij zult rekening maken naar het lam.
 klein is voor een lam, Dat is, indien hunner te weinig zijn om het lam dien avond geheel te eten.
,
 hij het en zijn nabuur, Te weten, de huisvader.
,
 der zielen, Dat is, der personen. Zie Gen 12:5.
,
 een iegelijk naar dat hij eten kan; Hebreeuws, de man naar den mond zijns etens.
,
 naar het lam Dat is, naar evenredigheid van het lam en het getal der personen, die daarvan eten zouden; er op lettende dat er noch te veel, noch te weinig personen waren.
5Gij zult een volkomen lam hebben, een manneken, een jaar oud; van de schapen of van de geitenbokken zult gij het nemen.
 een volkomen lam hebben, Dusdanig moest Christus wezen, 1Pe 1:19.
,
 een jaar oud; Hebreeuws, de zoon eens jaars; dat is, een jarig lam.
6En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israël zal het slachten tussen twee avonden.
 En gij zult het in bewaring hebben Dat is, gij zult het apart zetten, afgezonderd van de kudde, vier dagen lang, van den tienden tot den veertienden dag.
,
 tussen twee avonden Dat is, tussen het begin en het einde van den avond; dat is, tussen ons derde uur na den middag, en den ondergang der zon; te dien tijde is onze Heere Jezus Christus, het rechte paaslam, gestorven; Mat 27:46, Mat 27:50.
7En zij zullen van het bloed nemen, en strijken het aan de beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het eten zullen.
 het bloed nemen, Te weten, van het geslachte lam.
,
 strijken het aan beide zijposten, Hebreeuws, geven het, of, doen het, te weten, met busseltjes van hysop, gelijk vs.22 staat. Van deze ceremoniën wordt nergens meer gewag gemaakt, ook niet van enige der volgende ceremoniën, omdat zij alleen in dit eerste pascha moesten onderhouden worden.
8En zij zullen het vlees eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten.
 met ongezuurde broden; De Israëlieten aten het paaslam met ongezuurde koeken, ter gedachtenis dat zij in de haast hun ongezuurd deeg met zich uit Egypteland gedragen hadden; zie onder, vs.34.
,
 met bittere saus eten Anders bittere kruiden. Hebreeuws, met bitterheden, of, met bittere dingen.
9Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins in water gezoden; maar aan het vuur gebraden, zijn hoofd met zijn schenkelen en met zijn ingewand.
 niet rauw eten, Of, niet genoeg gekookt zijnde.
,
 geenszins in water gezoden; Hebreeuws, ziedende gezoden, of, kokende gekookt in het water.
10Gij zult daarvan ook niet laten overblijven tot den morgen; maar hetgeen daarvan overblijft tot den morgen, zult gij met vuur verbranden.
 zult gij met vuur verbranden Opdat het nergens anders toe zou gebruikt worden, hetzij tot afgoderij, of tot gemene spijs.
11Aldus nu zult gij het eten: uw lenden zullen opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten, en uw staf in uw hand; en gij zult het met haast eten; het is des Heeren pascha.
 Aldus nu zult gij het eten Te weten, ditmaal; maar na dezen tijd zijn deze dingen niet onderhouden, zelfs niet door Christus, noch door zijn apostelen. Zie boven, vs.7.
,
 uw lenden zullen opgeschort zijn, Dit betekent vaardigheid in het reizen, of haast in het uitrichten van enige zaak, gelijk 2Ki 4:29, en 2Ki 9:1; Jer 1:17; Luk 12:35-36.
,
 pascha Hebreeuws, Pesach. Het betekent een doorgang, voorbijgang, of overspringing, omdat de slaande engel de huizen der Israëlieten is voorbijgegaan of voorbijgesprongen, vs.13, 23, 27. Het lam wordt hier Pesach, dat is, voorbijgang genoemd, omdat het een teken daarvan was. Zie deze sacramentele wijze van spreken, Gen 17:10, en de eigenlijke manier van spreken onder, vs.13, en Exo 13:9.
12Want Ik zal in dezen nacht door Egypteland gaan, en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, van de mensen af tot de beesten toe; en Ik zal gerichten oefenen aan al de goden der Egyptenaren, Ik, de Heere!
 Ik zal in dezen nacht door Egypteland gaan, Wat God door den slaanden engel gedaan heeft, zegt Hij zelf gedaan te hebben.
,
 alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, Te weten, der Egyptenaars.
,
 al de goden der Egyptenaren, Alsof God zeide: Ik zal doen blijken dat al de afgoden ijdel zijn en niet helpen kunnen.
13En dat bloed zal ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt; wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbijgaan; en er zal geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal.
 dat bloed zal ulieden Te weten, waarmede gij de posten en dorpels besprenkeld hebt, vs.7.
,
 een teken zijn aan de huizen, Om te gedenken aan mijn belofte tot versterking van uw geloof.
,
 Egypteland slaan zal Dat is, de eerstgeborenen in Egypteland.
14En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, en gij zult hem den Heere tot een feest vieren; gij zult hem vieren onder uw geslachten tot een eeuwige inzetting.
 ter gedachtenis, Te weten, van de ontvangen weldaad, dat Ik u uit Egypte verlost heb.
,
 tot een eeuwige inzetting Te weten, totdat de Messias komt, die het einde en de vervulling der wet is. Zie Gen 13:15, en Gen 17:7, Gen 17:13.
15Zeven dagen zult gijlieden ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag zult gij het zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het gedesemde eet, van den eersten dag af tot op den zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit Israël.
 Zeven dagen zult gijlieden ongezuurde broden eten; Te weten, na den paaschdag, want dit was een bijzonder feest.
,
 wegdoen uit uw huizen; Hebreeuws, doen ophouden.
,
 diezelve ziel Dat is, die mens.
,
 zal uitgeroeid worden uit Israël. Zie Gen 17:14.
16En op den eersten dag zal er een heilige verzameling zijn; ook zult gij een heilige verzameling hebben op den zevenden dag; er zal geen werk op denzelven gedaan worden; maar wat van iedere ziel gegeten zal worden, datzelve alleen mag van ulieden toegemaakt worden.
 een heilige verzameling hebben op den zevenden dag; Hebreeuws, verzameling der heiligheid, en zo in het volgende.
,
 maar wat van iedere ziel gegeten zal worden, Dit was ongeoorloofd te doen op den sabbat, Exo 16:23, Exo 16:29, en Exo 35:2-3.
17Zo onderhoudt dan de ongezuurde broden, dewijl Ik even aan denzelfden dag ulieder heiren uit Egypteland geleid zal hebben; daarom zult gij dezen dag houden, onder uw geslachten, tot een eeuwige inzetting.
 broden, Of, koeken, naar het gebruik der Joden.
18In de eerste maand, aan den veertienden dag der maand, in den avond, zult gij ongezuurde broden eten, tot den een en twintigsten dag der maand, in den avond. 19Dat er zeven dagen lang geen zuurdesem in uw huizen gevonden worde, want al wie het gedesemde eten zal, dezelve ziel zal uit de vergadering van Israël uitgeroeid worden, hij zij een vreemdeling of een ingeborene des lands.
 Dat er zeven dagen lang geen zuurdesem in uw huizen gevonden worde, Zie boven, vs.15, en 1Co 5:8.
,
 hij zij een vreemdeling of een ingeborene des lands Hebreeuws, in, aan, of, onder den vreemdeling, enz.
20Gij zult niets eten, dat gedesemd is; in al uw woningen zult gij ongezuurde broden eten.
 niets eten, Noch brood, noch koeken, noch iets anders.
21Mozes dan riep al de oudsten van Israël, en zeide tot hen: Leest uit, en neemt u lammeren voor uw huisgezinnen, en slacht het pascha.
 Leest uit, Hebreeuws, trekt uit; te weten, uit de schaapskooi of kudde.
,
 lammeren voor uw huisgezinnen, Of, klein vee; dat is, schapen of geiten.
,
 het pascha Dat is, het lam, hetwelk een teken was van het pascha, of doorgang des worgengels.
22Neemt dan een bundelken hysop, en doopt het in het bloed, dat in een bekken zal wezen; en strijkt aan den bovendorpel, en aan de beide zijposten van dat bloed, hetwelk in het bekken zijn zal; doch u aangaande, niemand zal uitgaan uit de deur van zijn huis, tot aan den morgen.
 Neemt dan een bundelken Dit is een der ceremoniën, die alleen bij het eerste pascha moesten onderhouden worden. Zie boven, vs.7.
,
 hysop, Van hysop, zie 1Ki 4:33.
,
 strijkt aan den bovendorpel, Hebreeuws, doet aanraken.
23Want de Heere zal doorgaan, om de Egyptenaren te slaan; doch wanneer Hij het bloed zien zal aan den bovendorpel en aan de twee zijposten, zo zal de Heere de deur voorbijgaan, en den verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan.
 de Egyptenaren te slaan; Anders, Egypte; versta de eerstgeborenen der Egyptenaars.
,
 voorbijgaan, Of, voorbijspringen.
,
 verderver niet toelaten in uw huizen te komen om te slaan Versta, dien slaanden engel.
24Onderhoudt dan deze zaak, tot een inzetting voor u en voor uw kinderen, tot in eeuwigheid.
 deze zaak, Uitgenomen de ceremoniën, die dit eerste pascha eigen waren. Zie boven, vs.7, 11, 22.
,
 tot in eeuwigheid Wel verstaande, tot op Christus. Zie boven, vs.14.
25En het zal geschieden, als gij in dat land komt, dat u de Heere geven zal, gelijk Hij gesproken heeft, zo zult gij dezen dienst onderhouden.
 in dat land komt, Te weten, in het land Kanaän. In de woestijn hebben zij maar eens pascha gehouden; Num 9:5.
,
 dienst onderhouden Dat is, godsdienst. Alzo ook vs.26, gelijk blijkt vs.27.
26En het zal geschieden, wanneer uw kinderen tot u zullen zeggen: Wat hebt gij daar voor een dienst?
 Wat hebt gij daar voor een dienst? Hebreeuws, wat [is] ulieden deze dienst? is, dat is, betekent.
27Zo zult gij zeggen: Dit is den Heere een paasoffer, Die voor de huizen der kinderen Israëls voorbijging in Egypte, toen Hij de Egyptenaars sloeg, en onze huizen bevrijdde! Toen boog zich het volk en neigde zich.
 Dit is den HEERE een paasoffer, Te weten, het paaslam.
28En de kinderen Israëls gingen en deden het, gelijk als de Heere Mozes en Aäron geboden had, alzo deden zij. 29En het geschiedde ter middernacht, dat de Heere al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg, van den eerstgeborene van Farao af, die op zijn troon zitten zou, tot op den eerstgeborene van den gevangene, die in het gevangenhuis was, en alle eerstgeborenen der beesten.
 al de eerstgeborenen in Egypteland sloeg, Dit heeft God gedaan tot een straf over het ongelijk, hetwelk Faraö en zijn onderdanen aan Israël, Gods eerstgeborene, gedaan hadden, Exo 4:22-23.
,
 tot op den eerstgeborene van den gevangene, Vergelijk met deze manier van spreken, boven Exo 11:5.
,
 die in het gevangenhuis was, Hebreeuws, in het huis van den put, of van den kuil.
30En Farao stond op bij nacht, hij en al zijn knechten, en al de Egyptenaars; en er was een groot geschrei in Egypte; want er was geen huis, waarin niet een dode was. 31Toen riep hij Mozes en Aäron in den nacht, en zeide: Maakt u op, trekt uit het midden van mijn volk, zo gijlieden als de kinderen van Israël; en gaat heen, dient den Heere, gelijk gijlieden gesproken hebt.
 Toen riep hij Mozes en Aäron in den nacht, Mozes en Aäron kwamen niet tot Faraö, maar des konings gezanten moesten tot hen komen, en Mozes met nederigheid bidden, dat zij toch wilden uittrekken, gelijk af te nemen is uit Exo 10:29, en Exo 11:8.
,
 gelijk gijlieden gesproken hebt Te weten, zonder enige conditiën, waarvan de koning tevoren gesproken heeft.
32Neemt ook met u uw schapen en uw runderen, zoals gijlieden gesproken hebt, en gaat heen, en zegent mij ook.
 schapen en uw runderen, Of, uw klein vee, en uw groot vee.
,
 zegent mij ook Dat is, bidt God voor mij dat Hij mij van deze plaag verlosse. Dit begeert Faraö ook Exo 8:8, en Exo 9:28, en Exo 10:16-17. Het schijnt dat Faraö in zijn hart overtuigd was dat hij zich gruwelijk tegen God den Heere bezondigd had, handelende tegen zijn eigen conscientie.
33En de Egyptenaars hielden sterk aan bij het volk, haastende, om die uit het land te drijven; want zij zeiden: Wij zijn allen dood!
 zijn allen dood! Zie Gen 20:3.
34En het volk nam zijn deeg op, eer het gedesemd was, hun deegklompen, gebonden in hun klederen, op hun schouderen. 35De kinderen Israëls nu hadden gedaan naar het woord van Mozes, en hadden van de Egyptenaren geëist zilveren vaten, en gouden vaten, en klederen. 36Daartoe had de Heere het volk genade gegeven in de ogen der Egyptenaren, dat zij hun hun begeerte deden; en zij beroofden de Egyptenaren.
 beroofden de Egyptenaren Aldus is vervuld hetgeen God Abraham beloofd had, Gen 15:14, en den Israëlieten, Exo 3:22.
37Alzo reisden de kinderen Israëls uit van Rameses naar Sukkoth, omtrent zeshonderd duizend te voet, mannen alleen, behalve de kinderkens.
 Raméses Zie Gen 47:11.
,
 Sukkoth, Een plaats, zo geheten, omdat de kinderen Israëls, toen zij daar waren gekomen, hutten van takken hebben gemaakt; en dit is hun eerste rustplaats, ndat zij uit Egypte getrokken zijn. Vergelijk Lev 23:43. Dit Sukkoth is te onderscheiden van een ander, waarvan gesproken wordt Gen 33:17.
,
 zeshonderd duizend te voet, Onder welk groot getal niet één zwak, noch krank mens was; Psa 105:37.
,
 kinderkens Versta hieronder ook de vrouwen, zonder wier hulp de kindertjes zich niet helpen konden, alzo ook Exo 10:24.
38En veel vermengd volk trok ook met hen op, en schapen, en runderen, gans veel vee.
 veel vermengd volk trok ook met hen op, Te weten, Egyptenaars en anderen, die door de wonderwerken, welke zij gezien hadden, bewogen waren mede te trekken, doch daarna bezweken zijn; Num 11:4-5.
,
 gans veel vee Hebreeuws, zeer zwaar vee.
39En zij bakten van het deeg, dat zij uit Egypte gebracht hadden, ongezuurde koeken; want het was niet gedesemd; overmits zij uit Egypte uitgedreven werden, zodat zij niet vertoeven konden, noch ook tering voor zich bereiden.
 bakten van het deeg, Te weten, toen zij te Sukkoth gekomen waren.
,
 uitgedreven werden, Gelijk God de Heere voorzegd had, Exo 5:24.
40De tijd nu der woning, dien de kinderen Israëls in Egypte gewoond hebben, is vierhonderd jaren en dertig jaren.
 is vierhonderd jaren en dertig jaren Zie Gen 15:13.
41En het geschiedde ten einde van de vierhonderd en dertig jaren, zo is het even op denzelfden dag geschied, dat al de heiren des Heeren uit Egypteland gegaan zijn. 42Dezen nacht zal men den Heere op het vlijtigst houden, omdat Hij hen uit Egypteland geleid heeft; deze is de nacht des Heeren, die op het vlijtigst moet gehouden worden, van al de kinderen Israëls, onder hun geslachten.
 Dezen nacht zal men den HEERE op het vlijtigst houden, Anders, dit is die nacht, welken de HEERE in acht genomen heeft, om hen uit Egypteland te leiden. Hebreeuws, Dit is een nacht der onderhoudingen en Heere.
43Voorts zeide de Heere tot Mozes en Aäron: Dit is de inzetting van het pascha: geen zoon eens vreemdelings zal daarvan eten.
 zal daarvan eten Wel verstaande, tenzij hij besneden is, gelijk af te nemen is uit vs.44, 48.
44Doch alle knecht van iedereen, die voor geld gekocht is, nadat gij hem zult besneden hebben, dan zal hij daarvan eten.
 nadat gij hem zult besneden hebben, Wel verstaande, nadat hij in de ware religie onderwezen zal zijn, en dezelve hebben aangenomen.
45Geen uitlander noch huurling zal er van eten.
 uitlander noch huurling Te weten, zodanig uitlander, die in een land woont, waar hij niet thuis behoort, of met een ander inwoont.
,
 zal er van eten Versta, tenzij dat zij besneden zijn.
46In een huis zal het gegeten worden; gij zult van het vlees niet buiten uit het huis dragen, en gij zult geen been daaraan breken.
 In een huis zal het gegeten worden; De zin is: Elk lam zal men in een bijzonder huis eten, elk huisgezin het zijne, gelijk boven, vs.3, gezegd wordt.
,
 gij zult geen been daaraan breken Dit ziet op Christus, het rechte paaslam, aan wien geen been gebroken is; Joh 19:33, Joh 19:36.
47De ganse vergadering van Israël zal het doen.
 het doen Dat is, zal het pascha bereiden en eten, zoals de HEERE bevolen heeft; wie het verzuimde, werd afgesneden; Num 9:13.
48Als nu een vreemdeling bij u verkeert, en den Heere het pascha houden zal, dat alles, wat mannelijk is, bij hem besneden worde, en dan kome hij daartoe, om dat te houden, en hij zal wezen als een ingeborene des lands; maar geen onbesnedene zal daarvan eten.
 houden zal, Hebreeuws, doen zal; en zo in het volgende.
,
 hij zal wezen als een ingeborene des lands; Dat is, hij zal hetzelfde recht genieten, hetwelk de ingeborenen genieten.
49Enerlei wet zij voor den ingeborene, en den vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert. 50En alle kinderen Israëls deden het; gelijk als de Heere Mozes en Aäron geboden had, alzo deden zij. 51En het geschiedde even tenzelfden dage, dat de Heere de kinderen Israëls uit Egypteland leidde, naar hun heiren.
Copyright information for DutSVVA